maandag 28 september 2015

Omzien naar mede-christenen uit compassie met de wereld en hen die Jezus nog niet kennen

Omzien naar mede-christenen uit compassie met de wereld en hen die Jezus nog niet kennen
Heb je dat ook wel eens? Je leest een gedeelte in de Bijbel of je krijgt een tekst in gedachten die 'ineens' raakt aan de actualiteit ... Zo kwam onlangs deze tekst in mijn gedachten: "Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten." (Galaten 6:10) 

Om meerdere redenen zeer actueel! Christenen wereldwijd zijn er steeds meer van overtuigd, dat we leven in de eindtijd. "De tijd die ons nog rest", om de woorden van Paulus te gebruiken, is dus nog maar beperkt. Daarnaast hebben onze geloofsgenoten ons hard nodig! Christenen in vele landen hebben zwaar te lijden onder verdrukking en vervolging. En ten slotte is het actueel vanwege de vele, vele vluchtelingen in bijvoorbeeld Afrika en het Midden-Oosten of andere nood zoals honger en armoede.

Toch heeft deze tekst op het eerste oog ook iets dubbels ... Je moet vooral goed doen voor je geloofsgenoten. Maar zijn die dan beter dan anderen? Hebben die meer rechten? Zijn álle mensen niet je naaste? Roept Paulus hier op tot een vorm van discriminatie? Of om het nog concreter te maken: Moeten we onder de stroom met vluchtelingen als eerste klaar staan voor onze mede-christenen? Meer dan voor de anderen?

omzien naar vijanden
In de brief aan de Romeinen kom ik een vergelijkbare tekst tegen: "Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij." (Romeinen 12:13) Uit de volgende verzen wordt meteen heel duidelijk, dat Paulus zeker niet bedoelt, dat je je hulp moet beperken tot je geloofsgenoten. Integendeel! Juist in dat goed doen aan anderen, zelfs aan je vijanden, ligt de essentie! "Maar ‘als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd’." (Romeinen 12:20) Paulus citeert hier Spreuken 25:21. 

Ook Jezus sprak vergelijkbare woorden: "En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is." (Matteüs 5:44-48)

Jezus en Paulus hebben het beide over 'je vijanden'. Dat kan wat verwarrend zijn. Want hoe kun je vijanden hebben als je Jezus volgt? Meerdere keren in de Bijbel laat Jezus ons kijken vanuit het perspectief van de ander. Wanneer Hij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan vertelt, stelt Jezus de vraag: "Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?" (Lucas 10:36) Jezus stelt deze vraag dus niet vanuit het perspectief van het slachtoffer, maar vraagt wie van de drie voorbijgangers zichzelf als naaste beschouwde.

Een zelfde perspectiefwissel zien we ook eerder in de Bergrede: "Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen." (Matteüs 5:23-24) Het gaat er niet om, zegt Jezus, of jij een ander iets verwijt, maar of de ander jou iets verwijt. Ook hier laat Jezus ons kijken vanuit het perspectief van de ander.

En ik denk, dat we zo ook naar het begrip 'vijand' moeten kijken. Het gaat er niet om of ik iemand als vijand zie, maar of die ander zichzelf als mijn vijand beschouwt.

voor wie ben ik een vijand?
Volg ik Jezus, dan is het zeer aannemelijk dat mensen zichzelf als mijn vijand zullen beschouwen. Jezus waarschuwt Zijn discipelen daar ook voor. "Ze hebben mij vervolgd, dus zullen ze ook jullie vervolgen; maar wie zich aan mijn woorden gehouden heeft, zal zich ook aan jullie woorden houden. Dit alles zullen ze jullie vanwege mij aandoen, want ze kennen hem niet die mij gezonden heeft." (Johannes 15:20-21)

Met andere woorden: de mensen in de wereld hebben geen idee wat er gaande is. Zelfs de Joodse leiders in de tijd van Jezus niet! Ze kennen God niet en snappen dus ook Zijn heilsplan niet. Ze snappen niet dat Jezus door God is gestuurd om redding te brengen. Ze snappen niet, dat God mensen door middel van Jezus dood en opstanding bevrijdt van een leven in de macht van de zonde en hen zo een nieuw leven in vrijheid geeft. Dat Hij hen een hoopvolle toekomst wil geven.

Wat er gaande is, is allemaal terug te voeren op deze ene tekst: "Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel." (Genesis 3:15) Strijd tussen kinderen van God en kinderen van satan. "Wie niet met mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt, drijft uiteen." (Matteüs 12:30) Licht en duisternis gaan niet samen. "Wie de ander liefheeft, blijft in het licht en komt niet ten val, maar wie de ander haat, bevindt zich in de duisternis. Hij gaat zijn weg in het duister, zonder te weten waarheen die weg voert, want de duisternis heeft hem blind gemaakt." (1 Johannes 2:10-11)

Licht versus duisternis
Dat is ook wat we bij Jezus terug zien. Zijn volmaakte goedheid, was voor de Joodse leiders een gruwel! "En ze zouden niet schuldig zijn als ik niet bij hen had gedaan wat niemand anders ooit heeft gedaan. Maar ze hebben het gezien en toch mij en mijn Vader gehaat." (Johannes 15:24) Het was niet te verdragen! Maar in plaats van hun schuld te belijden, sloegen ze Jezus aan het kruis. Ze keerden Hem letterlijk de rug toe! Hun houding tegenover Jezus was het bewijs, dat ze leefden in de duisternis.

Wanneer ik Jezus volg, ben ik, in de ogen van de wereld, een geval apart. Het goede dat ik doe, in navolging van Jezus, past niet in het denken van de wereld. Licht en duisternis verdragen elkaar niet. En dus zullen mensen zichzelf als mijn vijand gaan zien. Jezus wil mij op dat punt bemoedigen: "Wanneer de wereld je haat, bedenk dan dat ze mij eerder haatte dan jullie. Als jullie bij de wereld zouden horen, zou ze jullie hebben liefgehad als iets van haarzelf, maar jullie horen niet bij haar, want ik heb jullie uit de wereld weggeroepen. Daarom haat ze jullie." (Johannes 15:18-19) 

Als ik Jezus volg zullen de mensen mij zien als anders. En dat klopt ook! Het woord heilig betekent 'apart gezet'. Als Paulus het in Romeinen 12 dus heeft over de "noden van de heiligen", dan heeft hij het over de noden van de andere mensen, die net als ik, apart zijn gezet. De wereld ziet ons als hun vijand. En daarom zullen zij het niet kunnen verdragen, wanneer wij het goede doen voor hen. Duisternis verdraagt geen licht.

En juist daarom is het zo belangrijk om naar elkaar om te zien als geloofsgenoten, oftewel heiligen, onderling! We zijn geroepen om licht te brengen, maar we weten dat de duisternis dat niet verdraagt! We staan midden in een geestelijke strijd. Al het goede dat we doen, zal door hen die leven in duisternis ervaren worden als vurige kolen op hun hoofd. 

keuze maken
Zowel in de woorden van Jezus zelf als in de woorden van Paulus wordt heel duidelijk, dat hulp geven niet op zichzelf staat. De opdracht die ik mee krijg, is dat ik moeten helpen. Niet alleen hen, die mij andersom ook zouden helpen of van wie ik een mooie beloning of veel dankbaarheid terug krijg. Want dat doen álle mensen. Nee, zegt Jezus, al zijn het je vijanden, dan nog wil Ik dat je hen liefhebt en voor ze bidt. Want juist daarin onderscheid je je van anderen. En, nog belangrijker, dan laat je zien dat je een kind van Mijn Vader bent. Dan wordt Hij zichtbaar in jou.

En dat heeft gevolgen! Wanneer ik mijn vijand lief heb en hem eten en drinken geef, dan stapel ik gloeiende kolen op zijn hoofd. (Romeinen 12:20) Door goed te doen, maak ik de ander bewust van het feit dat hij of zij zichzelf ziet als mijn vijand. En dat stelt hem of haar voor een keuze. Dezelfde keuze als waar ook de Joodse leiders voor stonden: Neem ik Jezus aan of keer ik hem de rug toe? Kies ik voor het licht of voor de duisternis?

Het stelt ook mijzelf voor een keuze. De duisternis zal er alles aan doen om het Licht te doven. Hoe ga ik daar mee om? Hoe blijf ik staande in die geestelijke strijd? Jezus wijst mij de weg: "Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel." (Matteüs 5:14-16)

En Paulus sluit daar op aan: "Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven." (Romeinen 12:18)  "Maar ‘als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd’. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede." (Romeinen 12:20-21)

hoop in een donkere wereld
Terug naar die geloofsgenoten. "Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten." (Galaten 6:10) In het licht van bovenstaande heeft dat voor mij een veel diepere betekenis gekregen. Als ik verzuim om het goede te doen, in de korte tijd die mij nog rest, dan betekent dat, dat God niet zichtbaar is in mij. Dan betekent dat, dat mensen geen vurige kolen op hun hoofden zullen krijgen en dus ook niet de noodzaak zullen ervaren om een keuze te maken: voor of tegen God. En Jezus zegt heel duidelijk: "Wie niet met mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt, drijft uiteen." (Matteüs 12:30)  

Dat betekent ook, dat daar waar geloofsgenoten worden gevangen gezet, verjaagd en vermoord, dat op die plekken het licht uit gaat. Wanneer er geen lichtdragers meer zijn, wordt het aardedonker. Wanneer ik om me heen kijk in de wereld, dan zie ik steeds meer gebieden waar de duisternis toeneemt. Landen waar van de kerk van Christus bijna niets meer over is of lijkt te zijn. Het enige dat mij dan nog rest, is het goede doen in het bijzonder voor mijn geloofsgenoten. Hen steunen en bemoedigen, zodat zij het vol kunnen houden om het licht te laten schijnen. Want anders wordt het aardedonker. 

Tegelijk zijn er ook landen waar grote opwekkingen bezig zijn. Ook daar hebben onze geloofsgenoten ons gebed en onze steun nodig. Betrokken zijn om zo samen het licht te versterken. Maar ook ter bemoediging, want waar opwekking is, is ook strijd!

En daarom heeft deze uitspraak van Paulus dus ook niets te maken met discriminatie, met jezelf als christen stellen boven de ander, maar alles met genade van God. Zolang er nog lichtdragers zijn, is er hoop. En waar hoop is, daar is toekomst! Uitzicht op een leven waar geen duisternis meer zal zijn! 

"Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust. De troon van God en van het lam zal daar in de stad staan. Zijn dienaren zullen hem vereren en hem met eigen ogen zien, en zijn naam staat op hun voorhoofd. Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer, zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid." (Openbaringen 22:3-5) 

En omdat ik iedereen die toekomst gun, neem ik mij de woorden van Paulus ter harte: "Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten." (Galaten 6:10)

1 opmerking:

  1. Dank je wel voor je gedachten en je mooie Bijbelstudie. Ja laten we hen steunen en bemoedigen, zodat zij het vol kunnen houden (om het Licht te laten schijnen).

    BeantwoordenVerwijderen